vrijdag 8 juli 2016

Vluchtelingenstroom 114

In haar boek Undoing the Demos. Neoliberalism’s Stealth Revolution (2015) beschrijft Wendy Brown (60), gerenommeerd Amerikaans hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Californië hoe ‘Neoliberal rationality — ubiquitous today in statecraft and the workplace, in jurisprudence, education, and culture — remakes everything and everyone in the image of homo oeconomicus.’ Vervolgens werpt zij de  vraag op: ‘What happens when this rationality transposes the constituent elements of democracy into an economic register?’ Professor Brown toont aan dat daardoor

democracy itself is imperiled. The demos disintegrates into bits of human capital; concerns with justice bow to the mandates of growth rates, credit ratings, and investment climates; liberty submits to the imperative of human capital appreciation; equality dissolves into market competition; and popular sovereignty grows incoherent.

Op overtuigende wijze legt zij uit ‘how and why neoliberal reason undoes the political form and political imaginary it falsely promises to secure and reinvigorate.’ Aan de hand van een diepgaande analyse van de neoliberale wetgeving constateert Brown dat de neoliberale ‘political practices, governance, and education,’ de huidige werkelijkheid dicteren, waardoor de democratie is uitgehold. Op de laatste bladzijde van haar epiloog, getiteld ‘Losing Bare Democracy and the Inversion of Freedom into Sacrifice,’ stelt Wendy Brown dat vandaag de dag de ‘taak van links’ ernstig wordt bemoeilijkt door de 

collapse of faith in the powers of knowledge, reason, and will for the deliberate making and tending of our common existence. Insistence that ‘another world is possible’ runs opposite to this tide of general despair, this abandoned belief in human capacities to gestate (zich voorstellen en geleidelijk aan geestelijk uitwerken. svh) and guide a decent and sustainable order, this capitulation to being playthings of powers that escaped from the bottle in which humans germinated them. The Left alone persists in a belief (or in a polemic, absent a belief) that all could live well, live free, and live together — a dream whose abandonment is expressed in the ascendency of neoliberal reason and is why this form of reason could so easily take hold. The perpetual treadmill of a capitalist economy that cannot cease without collapsing is now the treadmill on which every being and activity is placed, and the horizons of all other meanings and purposes shrink accordingly. This is the civilizational turning point that neoliberal rationality marks, its postpostmodernism and deep antihumanism, its surrender to a felt and lived condition of human impotence, unknowningness, failure, and irresponsibility. 

Thus, the Left's difficulties are compounded by the seduction of such surrender to the overwhelmingly large, fast, complex, contingently world today. Tasked with the already difficult project of puncturing common neoliberal sense and with developing a viable and compelling alternative to capitalist globalization, the Left must also counter this civilizational despair. Our work on all three fronts is incalculably difficult, bears no immediate reward, and carries no guarantee of success. Yet what, apart from this work, could afford the slightest hope for a just, sustainable, and habitable future? 

Het grootste probleem hierbij is dat in de loop van de twintigste eeuw zowel het humanistisch mens- en wereldbeeld ten onder is gegaan als het geloof in rationele vooruitgang. Auschwitz en Hiroshima zijn de twee voorbeelden bij uitstek van die teloorgang. De mens zal zich als het ware opnieuw moeten uitvinden, hij kan op niets meer met enige zekerheid terugvallen. Omdat voor de postmoderne consument alles waar kan zijn, bestaat er geen enkele waarheid meer. Een illustrerend voorbeeld gaf de bestseller-auteur Geert Mak door betrekkelijk kort na elkaar eerst te stellen dat het neoliberale marktdenken rampzalig is om vervolgens met evenveel stelligheid te beweren dat het marktdenken juist de verlossing brengt. April 2013 verklaarde hij namelijk dat ‘er machten aan de gang [zijn] boven Europa,’ die hij het ‘grootkapitaal’ betitelde, ‘die ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen,’ hetgeen hij ‘buitengewoon beklemmend’ vond, om vijf maanden later, september 2013, te benadrukken dat 

de EU een markt [is] van bijna een half miljard mensen met de hoogste gemiddelde levensstandaard ter wereld. Alleen al voor Nederland is de Unie goed voor tweederde van onze totale export, eenvijfde van het nationale product. We hebben nu een open toegang tot die markt,

waardoor 'we' de 'deur' naar die 'markt' absoluut niet moesten dichtgooien, hoe desastreus het neoliberale marktdenken van het ‘grootkapitaal’ ook uitwerkt voor mens en natuur. Het is informatief even stil te staan bij de schizofrene houding van deze herboren christenzoon van een gereformeerde predikant. Tegenover het glossy vrouwentijdschrift Opzij gaf mijn  oude vriend in 2005 een helder inkijkje in zijn protestants-christelijke denken toen hij liet weten dat het schrijven van zijn boek over Jorwert ‘en nog meer het volgende boek — De eeuw van mijn vader – hem ontegenzeggelijk weer dichter bij het geloof’ had gebracht, dat wil zeggen: ‘het geloof in het bestaan van een liefdevolle God.’ Op de vraag wat dit voor hem betekende, antwoordde ‘de chroniqueur van Europa’:

Dat ik geloof in een genadige God. Dat is heel belangrijk: een milde, liefdevolle God. En dat je die genade overbrengt op je medemensen, dat je deel uitmaakt van een gemeenschap die de hele wereld omvat, dat er lijnen lopen tussen andere mensen en jou en tussen jou en God. Dat geeft soms troost, soms ordening, soms een gevoel van verantwoording. Het geeft lijn aan je handel en wandel. Als je vraagt wat mijn godsbeeld is: een vriendelijke, vaderlijke God, een milde man, die mensen doorziet in hun zwakheid… eigenlijk geloof ik meer in een algemene genade,

waarbij voor het orakel van Bartlehiem gold dat

ik onder de indruk geraakt ben van aan de ene kant de verpletterende gruwelen en aan de andere kant de wissels in de geschiedenis waarvan ik dacht: hier kan alleen maar Onze Lieve Heer de hand in hebben gehad. We zijn door het oog van de naald gekropen.


In de praktijk komt Mak's zogeheten ‘joods-christelijk’ inzicht neer op een opmerkelijk opportunistische handelwijze, waarbij hij zichzelf keer op keer tegenspreekt, zonder dat dit de overgrote meerderheid in het al even corrupte poldermodel opvalt. Zo kon een week na het Britse referendum, zaterdag 2 juli 2016 NRC/Handelsblad berichten dat volgens Geert Mak ‘De Brexit een ernstig geval van volksmisleiding [is]’ en dat ‘Met de Brexit ouders hun kinderen lachend naar de vorige eeuw [hebben] teruggeschopt.’ Hoewel het klopt dat ‘Brexit’ deels gebaseerd is op ‘volksmisleiding,’ geldt dit in veel grotere mate voor Mak’s leuze ‘Geen Jorwert zonder Brussel,’ waarbij een uiterst kleine elite van bureaucraten en politici, in samenwerking met de financiële en economische macht de toekomst van de hele mensheid uitstippelt. Dit heeft er ondermeer toe geleid dat op dit moment 62 schatrijke individuen evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid tezamen, en de kloof tussen arm en rijk wereldwijd blijft toenemen. De door autoriteiten veel geroemde 'flexibilisering van de arbeid' levert vooral tijdelijk werk op, geen vaste banen maar afroep-contracten. Bovendien verzwijgt miljonair Geert Mak en de rest van de mainstream pers dat er onder het neoliberale regime sprake is van ‘baanloze groei.’ Voor de financiële macht eindigde de crisis daardoor al in juni 2009, mede nadat de westerse staten de particuliere banken met meer dan 700 miljard aan belastinggeld overeind hadden gehouden zodat het speculeren weer ongestoord verder kon. Hoewel er opnieuw ontelbare miljarden worden 'verdiend' blijft de structurele werkloosheid toenemen. Belangrijker nog, volgens het gezaghebbende neoliberale tijdschrift The Economist zullen  

[i]n een wereld die economisch steeds meer gepolariseerd is, velen hun kansen op banen zien verminderen, terwijl hun salarissen worden afgeknepen.

De 'baanloze groei' leidt tot een verdere tweedeling in de kapitalistische zogeheten 'democratieën,' aangezien de 'vooruitgang mijden net zo onzinnig [zal] blijken te zijn als protesteren tegen gemechaniseerde weefgetouwen in 1810,' ten tijde van de ‘luddieten bedrog,’ toen in Engeland de armen en ontheemden zich verzetten tegen de onmenselijke condities van de industriële revolutie. Voor de ‘corporate media’ geldt derhalve het dogma dat  elk verzet tegen het kapitalisme in welke vorm volstrekt zinloos is. Vandaar dat The Economist het publiek meedeelde dat 'Optimisme dan ook het uitgangspunt [moet] blijven,' terwijl 'de mogelijkheden van mensen ongelijk [zullen] blijven.’ Welnu, Geert Mak is een dermate groot voorstander van de neoliberale 'vrije markt,’ dat hij zelfs een fan is van Thomas Friedman, de bekendste opiniemaker van de New York Times, die algemeen gezien wordt als de woordvoerder bij uitstek van de Amerikaanse gevestigde orde. Mak vindt hem 'leuk om te lezen, lekker upbeat, hij is zo’n man die altijd wel een gat ziet om een probleem op te lossen.' Over welk 'gat' Mak het in feite heeft, blijkt ondermeer uit Friedman's 'optimistische' stelling dat 

De verborgen hand van de markt nooit [zal] werken zonder een verborgen vuist. McDonalds kan niet floreren zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van de F-15. De verborgen vuist die de wereld veilig houdt voor de technologie van Silicon Valley heet het Amerikaanse Leger, Luchtmacht, Marine en het Mariniers Korps.

Als Geert Mak kinderen zou hebben gehad, dan ging voor hem op dat hij met zijn kreet ‘Geen Jorwert zonder Brussel’ een ouder was geweest die zijn ‘kinderen lachend naar de vorige eeuw’ had ‘teruggeschopt.’ Zo werd al op 5 november 2013 bekend dat er sprake was van 'European jobless growth,’  en dat

The European Commission predicts gradual economic recovery with stubbornly high unemployment in several member states, what many are calling European jobless growth.

Met andere woorden: ook de simplistische slogan ‘Geen Jorwert zonder Brussel’ is ‘een ernstig geval van volksmisleiding,’ oftewel propaganda voor neoliberale uitsluiting en repressie van toekomstige generaties, die evenals de Luddieten uit het begin van de negentiende eeuw volledig overgeleverd zullen zijn aan de dictaten van een schatrijke elite. Net als zijn vader, dominee Catrinus Mak, het in 1936 ‘tolerabel’ vond dat leden van God’s ‘uitverkoren volk’ door de nazi-rassenwetten uit de Duitse samenleving werden verbannen, zo vind zijn zoon Geert het vandaag de dag acceptabel dat het neoliberale systeem van ‘baanloze groei’ overtollige westerlingen uit de samenleving stoot. Een ander tekenend voorbeeld van de teloorgang van elementaire logica en fatsoen is zijn houding ten opzichte van de nucleaire grootmacht Rusland. Met de bravoure van een voetbalhooligan, maar dan veel gevaarlijker, beschuldigde hij na het EU/NATO-fiasco in Oekraïne ‘meneer Poetin’ van ‘landjepik,’ nadat de Russische president de bewoners van de Krim de gelegenheid had gegeven zich via een referendum uit te spreken vóór of tegen aansluiting bij Rusland. In Mak’s ogen ‘dwingt’ de Russische federatie daardoor ‘Europa om meer aan defensie uit te geven,’ daarmee suggererend dat Rusland een ernstige bedreiging vormt voor de soevereiniteit van de NATO-landen, die tezamen tenminste 13 keer meer aan het militair-industrieel complex uitgeven dan Moskou. Hoewel Europese NAVO-landen, waaronder Nederland, de illegale  Brits-Amerikaanse inval in Irak politiek en sommige zelfs militair hebben gesteund beweerde Mak dat ‘we’ in ‘Europa zo bezig [waren] met die soft power en op een andere manier een internationale orde te scheppen, en Europa daar heel succesvol in [is] geweest,’ terwijl Rusland, dat tegen de NAVO-schendingen van het internationaal recht was en is, volgens hem, ‘op een negentiende eeuwse manier’ te keer gaat, met als gevolg dat je ‘defensie niet helemáál’ kunt ‘afbreken,’ een op niets concreets berustende bewering, waarmee  Generaal Tom Middendorp, Commandant der Strijdkrachten, meteen aan de haal ging door als hoogste Nederlandse militair te melden: 

Of we het nu leuk vinden of niet, in veiligheid en vrijheid moeten we blijven investeren. Of zoals Geert Mak in de uitzending ‘Eén op één’ concludeerde:

'Vrijheid komt niet vanzelf. Voor vrijheid moet je knokken. Moet je concessies doen. Moet je ruzie over maken. Rode koppen krijgen en uiteindelijk weer naar de stembussen sjokken. Dat is allemaal vrijheid. Vrijheid moet je verrekt alert op zijn, want anders glipt het zo door je vingers.'


Maar omdat er voor de bestseller-auteur en zijn miljoenen-publiek geen waarheid meer bestaat, verkondigde twee jaar later dezelfde Geert Mak met evenveel stelligheid precies het tegenovergestelde door zijn publiek ditmaal het volgende te vertellen:

Oekraïne was en is een ontzettend labiel land, op de rand van een failed state, en nog altijd extreem corrupt. En of we dat nu leuk vinden of niet, het is een deel van de Russische invloedssfeer. Als  president van Rusland kon Poetin zich niet permitteren niet op het verlies van de Krim te reageren. Als je nog maar een middag de geschiedenis van Rusland en Oekraïne bestudeert, snap je dat. Er is veel te lichthartig met dat probleem omgesprongen.  

Intussen blijft het gevaarlijke opportunisme van één van de populairste opiniemakers in de polder onweersproken. Sterker nog: juist zijn immoraliteit maakt Mak zo populair bij de Nederlandse mainstream. Men kan hem voor nagenoeg elk karretje spannen, hij verraadt elke diepe overtuiging, net zoals in het interbellum zijn vader als geestelijk leidsman de joden kon verraden, ondanks het feit dat ze volgens hem de uitverkoren kinderen van God waren. Opportunisme en een zekere mate van schizofrenie zijn altijd een vitaal onderdeel geweest van het nationale karakter van de Nederlander, vandaar dat men hier moeiteloos de rol van zowel dominee als die van koopman kan spelen, en het verraden een nationale karaktertrek is. Om Geert Mak’s bewering tegenover de NRC dat ‘De Brexit een ernstig geval van volksmisleiding [is],’ in een bredere context te plaatsen, citeer ik de internationaal bekende journalist John Pilger, die op zondag 26 juni 2016 serieus inging op de vraag ‘Why The British Said No To Europe.’ Pilger schreef:

The majority vote by Britons to leave the European Union was an act of raw democracy. Millions of ordinary people refused to be bullied, intimidated and dismissed with open contempt by their presumed betters in the major parties, the leaders of the business and banking oligarchy and the media.

This was, in great part, a vote by those angered and demoralized by the sheer arrogance of the apologists for the ‘remain’ campaign and the dismemberment of a socially just civil life in Britain. The last bastion of the historic reforms of 1945, the National Health Service, has been so subverted by Tory and Labour-supported privateers it is fighting for its life. 

A forewarning came when the Treasurer, George Osborne, the embodiment of both Britain's ancient regime and the banking mafia in Europe, threatened to cut £30 billion from public services if people voted the wrong way; it was blackmail on a shocking scale.

Immigration was exploited in the campaign with consummate cynicism, not only by populist politicians from the lunar right, but by Labour politicians drawing on their own venerable tradition of promoting and nurturing racism, a symptom of corruption not at the bottom but at the top. The reason millions of refugees have fled the Middle East —  first Iraq, now Syria — are the invasions and imperial mayhem of Britain, the United States, France, the European Union and NATO. Before that, there was the willful destruction of Yugoslavia. Before that, there was the theft of Palestine and the imposition of Israel.

The pith helmets may have long gone, but the blood has never dried. A nineteenth century contempt for countries and peoples, depending on their degree of colonial usefulness, remains a centerpiece of modern ‘globalization,’ with its perverse socialism for the rich and capitalism for the poor: its freedom for capital and denial of freedom to labour; its perfidious politicians and politicized civil servants.

All this has now come home to Europe, enriching the likes of Tony Blair and impoverishing and disempowering millions. On 23 June, the British said no more.

The most effective propagandists of the ‘European ideal’ have not been the far right, but an insufferably patrician class for whom metropolitan London is the United Kingdom. Its leading members see themselves as liberal, enlightened, cultivated tribunes of the 21st century zeitgeist, even ‘cool.’ What they really are is a bourgeoisie with insatiable consumerist tastes and ancient instincts of their own superiority. In their house paper, the Guardian, they have gloated, day after day, at those who would even consider the EU profoundly undemocratic, a source of social injustice and a virulent extremism known as ‘neoliberalism.’

The aim of this extremism is to install a permanent, capitalist theocracy that ensures a two-thirds society, with the majority divided and indebted, managed by a corporate class, and a permanent working poor. In Britain today, 63 per cent of poor children grow up in families where one member is working. For them, the trap has closed. More than 600,000 residents of Britain's second city, Greater Manchester, are, reports a study, ‘experiencing the effects of extreme poverty’ and 1.6 million are slipping into penury.

Little of this social catastrophe is acknowledged in the bourgeois controlled media, notably the Oxbridge dominated BBC. During the referendum campaign, almost no insightful analysis was allowed to intrude upon the clichéd hysteria about ‘leaving Europe,’ as if Britain was about to be towed in hostile currents somewhere north of Iceland.

On the morning after the vote, a BBC radio reporter welcomed politicians to his studio as old chums. ‘Well,’ he said to ‘Lord’ Peter Mandelson, the disgraced architect of Blairism, ‘why do these people want it so badly?’ The ‘these people’ are the majority of Britons.

The wealthy war criminal Tony Blair remains a hero of the Mandelson ‘European’ class, though few will say so these days. The Guardian once described Blair as ‘mystical’ and has been true to his ‘project’ of rapacious war. The day after the vote, the columnist Martin Kettle offered a Brechtian solution to the misuse of democracy by the masses.

‘Now surely we can agree referendums are bad for Britain,’ said the headline over his full-page piece. The ‘we’ was unexplained but understood — just as ‘these people’ is understood. ‘The referendum has conferred less legitimacy on politics, not more,’ wrote Kettle, ‘the verdict on referendums should be a ruthless one. Never again.’

The kind of ruthlessness Kettle longs for is found in Greece, a country now airbrushed. There, they had a referendum and the result was ignored.  Like the Labour Party in Britain, the leaders of the Syriza government in Athens are the products of an affluent, highly privileged, educated middle class, groomed in the fakery and political treachery of post-modernism. The Greek people courageously used the referendum to demand their government sought ‘better terms’ with a venal status quo in Brussels that was crushing the life out of their country. They were betrayed, as the British would have been betrayed.


On Friday, the Labour Party leader, Jeremy Corbyn, was asked by the BBC if he would pay tribute to the departed Cameron, his comrade in the ‘remain’ campaign. Corbyn fulsomely praised Cameron's ‘dignity’ and noted his backing for gay marriage and his apology to the Irish families of the dead of Bloody Sunday. He said nothing about Cameron's divisiveness, his brutal austerity policies, his lies about ‘protecting’ the Health Service. Neither did he remind people of the war mongering of the Cameron government: the dispatch of British special forces to Libya and British bomb aimers to Saudi Arabia and, above all, the beckoning of world war three.

In the week of the referendum vote, no British politician and, to my knowledge, no journalist referred to Vladimir Putin's speech in St. Petersburg commemorating the seventy-fifth anniversary of Nazi Germany's invasion of the Soviet Union on 22 June, 1941. The Soviet victory — at a cost of 27 million Soviet lives and the majority of all German forces - won the Second World War.

Putin likened the current frenzied build up of NATO troops and war material on Russia's western borders to the Third Reich's Operation Barbarossa. NATO's exercises in Poland were the biggest since the Nazi invasion; Operation Anaconda had simulated an attack on Russia, presumably with nuclear weapons. On the eve of the referendum, the quisling secretary-general of NATO, Jens Stoltenberg, warned Britons they would be endangering ‘peace and security’ if they voted to leave the EU. The millions who ignored him and Cameron, Osborne, Corbyn, Obama and the man who runs the Bank of England may, just may, have struck a blow for real peace and democracy in Europe.

Deze context, die demonstreert hoe weinig respect de macht heeft voor democratie, wordt door opiniemakers als Geert Mak verzwegen wanneer hij beweert dat ‘De Brexit een ernstig geval van volksmisleiding [is].’  Voor hem en voor zijn gevestigde orde geldt boven alles dat de ‘[m]illions of ordinary people’ die ‘refused to be bullied, intimidated and dismissed with open contempt by their presumed betters in the major parties, the leaders of the business and banking oligarchy and the media’ in feite geen recht van spreken hebben. Zij dienen lijdzaam de geschiedenis te ondergaan, een geschiedenis die wordt bepaald door de macht van het ‘grootkapitaal’ die ‘ons totaal ontglipt en waar je niks tegen kunt doen.’ En hoe ‘beklemmend’ mijn oude vriend dit ook moge vinden, uiteindelijk geldt voor hem dat de mens wikt, maar het ‘grootkapitaal’ beschikt. Hier betreden wij gewone stervelingen het domein van het magisch denken, waar logica geen rol speelt. Mak bezit van huis uit een gedetermineerd mens- en wereldbeeld, zoals onder andere blijkt uit zijn opvatting dat 'we' ons niet kunnen onttrekken aan de wetten van de ‘markt,’ ook al leiden die onvermijdelijk tot een permanente staat van oorlog tegen mens en natuur, en ook al veroorzaakt hun verwoestende uitwerking tenslotte de ondergang van de menselijke soort. Deze houding is niet verwonderlijk, de meeste christenen zijn -- als het ware van nature -- ontvankelijk voor het magisch denken. Ik bedoel: mensen die geloven dat temidden van de oneindigheid van tijd en ruimte een of andere Godheid zijn zoon liet kruisigen om de mensheid op de planeet aarde te verlossen van haar zonden zijn per definitie bereid de logica te offeren. Zoals Wikipedia beschrijft is
    
[m]agical thinking the attribution of causal or synchronistic relationships between actions and events which seemingly cannot be justified by reason and observation. In religion, folk religion, and superstitious beliefs, the posited correlation is often between religious ritual, prayer, sacrifice, or the observance of a taboo, and an expected benefit or recompense (beloning. svh).

Een treffend voorbeeld van ‘magisch denken’ is de vooruitgangsideologie, uitgaande van het optimistische geloof in de eeuwige groei dat vanzelfsprekend ‘niet gerechtvaardigd kan worden’ door ‘reason and observation,’ maar berust op een neoliberaal ‘bijgeloof,’ waarbij een niet bestaande ‘correlatie’ wordt gelegd tussen ‘het naleven’ van de wetten van de markt enerzijds en het welzijn van de hele mensheid anderzijds. Daarbij is het geheiligde winstprincipe net zo onlogisch als het geloof ‘amongst the Azande tribe members’ waarbij er vanuit wordt gegaan 

that rubbing crocodile teeth on banana plants can invoke a fruitful crop. Because crocodile teeth are curved (like bananas) and grow back if they fall out, the Azande observe this similarity and want to impart this capacity of regeneration to their bananas. To them, the rubbing constitutes a means of transference (het overbrengen. svh).

Interessant hierbij is dat

[d]espite the view that magic is less than rational and entails an inferior concept of causality, in The Savage Mind (1966), Claude Lévi-Strauss suggested that magical procedures are relatively effective in exerting control over the environment. This outlook has generated alternative theories of magical thinking, such as the symbolic and psychological approaches, and softened the contrast between ‘educated’ and ‘primitive’ thinking: ‘Magical thinking is no less characteristic of our own mundane intellectual activity than it is of Zande curing practices.’

Met andere woorden: zolang opiniemakers als Mak en de rest van de ‘vrije pers’ blijven propageren dat het irrationele neoliberale mens- en wereldbeeld rationeel is, en ‘an inferior concept of causality’ verkopen, zijn zij ‘relatively effective in exerting control over the environment,’ en gaat inderdaad op dat het magisch denken ‘is no less characteristic of our own mundane intellectual activity than it is of Zande curing practices.’ Dat daardoor evenwel de mensheid bedreigd wordt door oorlogen als gevolg van de strijd om grondstoffen en markten, en in toenemende mate door de klimaatverandering, kenmerkt de ‘primitieve’ irrationaliteit van degenen die zich vastklampen aan de absurde vooruitgangsveronderstelling. Het absolute hoogtepunt c.q. dieptepunt van dit magisch denken is de huidige neoliberale overtuiging dat — zoals professor Brown zo helder heeft uiteengezet — nu ook de westerse meerderheid van de bevolking zich zal moeten opofferen voor het belang van de obsceen rijke minderheid, en wel omdat ‘er geen alternatief [is] voor de maatschappelijke constellatie die we nu hebben, en dus het geen enkele zin [heeft] daar naar te streven,' zoals zes jaar voorafgaand aan zijn in 1995 uitgesproken rede ‘afscheid van het socialisme’ de politicus Wim Kok de sociaal-democraten verzekerde. De toenmalige PVDA-voorman betitelde het kritiekloos omarmen van de neoliberale ideologie: 'de bevrijdende werking van het afschudden van de ideologische veren.’ En toen in 2008 deze ideologie onvermijdelijk uitliep op het uitbreken van de financiële en daarmee economische crisis, leidde dit bij PVDA-minister van Financiën Wouter Bos niet tot het inzicht dat het neoliberalisme een failliet systeem was, maar dat het koste wat kost overeind moest worden gehouden met massale financiële steun van de Nederlandse belastingbetalers, oftewel socialisme voor de rijken. Dit buiten het parlement om genomen besluit volgde op twee decennia sociaal-democratische deregulering en privatisering, een ideologisch beleid vanuit het rotsvaste geloof dat door een terughoudende staat de vrije markt de mensheid zou verlossen. In werkelijkheid waren het alleen de rijken die wereldwijd profiteerden van de ‘bevrijdende werking’ van het afschaffen van enige overheidstoezicht. In de introductie van The Revenge of History. The Battle for the 21st Century (2013) constateerde de Britse auteur Seumas Milne dat

in the European Union, where neoliberal ideology, corporate privilege and market orthodoxy were embedded ever more deeply into each treaty revision, the result was ruinous. The combination of a liberalized banking system with an undemocratic, lopsided and deflationary currency union that critics… had always warned risked breaking apart without large-scale tax-and-spend transfers was an economic disaster waiting to happen. The crash of 2008 then provided the trigger for what would become the pulverizing economic and social crisis for the eurozone.

The meltdown at the heart of the global system, described by the Bank of England governor Mervyn King as the worst financial crisis in capitalism’s history, turned a powerful case against the neoliberal order into an unanswerable one. It was after all the deregulation of financial markets, the financialization of every part of the economy, the pumping up of credit to fill the gap left by stagnating wages and the loss of state leverage from mass privatization that triggered the crash and turned it into a prolonged crisis — and all these flowed from the heart of the neoliberal system and its never more dysfunctional operation.

The governing elites who had championed it, including King, had been shown to be disastrously wrong: not only about the economic and social impact of the ‘free market’, but about how it actually functioned in reality.

Veelzeggend in dit verband is onder andere dat in 2009 onder de kop ‘Bos betreurt geringe greep op banken’ NRC/Handelsblad berichtte:

Den Haag, 11 juli. Het kabinet wil dat banken zich verantwoordelijker gedragen. Maar minister Bos (Financiën) erkent dat hij de middelen niet heeft om dat af te dwingen.


De neoliberale krant stelde natuurlijk niet de voor de hand liggende vraag waarom een minister van Financiën in een parlementaire democratie '[niet] de middelen heeft om dat af te dwingen'? terwijl de kapitalistische staat wel de mogelijkheid bezit om miljoenen werknemers van alles 'af te dwingen,' met voorop de al vele jaren volgehouden miljarden bezuinigingen. Eén van de redenen waarom in een neoliberale ‘democratie’ banksters ongecontroleerd kunnen opereren is dat de financiële macht dienstbare politici na gedane arbeid beloont met lucratieve bijbanen. Over de voorganger van minister Bos is bekend dat hij in 2004 van mening was dat ‘beloning topmanagement ING geen zelfverrijking’ was. De zender RTL berichtte:

Oud-premier Wim Kok vindt dat de beloning van de top van ING geen voorbeeld is van exhibitionistische zelfverrijking.

Naar aanleiding van zijn eerdere opmerking over de ‘exhibitionistische zelfverrijking’ van  commissarissen van grote concerns zei commissaris Kok:

‘Het zijn woorden van mij van jaren geleden en die hadden betrekking op beloningen die qua aard en omvang rechtvaardiging misten. Dat is hier niet het geval,’ stelde Kok op de aandeelhoudersvergadering van ING.

Commissaris Kok

Kok is ruim een jaar toezichthouder bij de bankverzekeraar. Als premier toonde hij zich begin jaren negentig een fel tegenstander van de miljoenenbeloningen in de top van het bedrijfsleven. Kok noemde het ‘een duivels dilemma' om als commissaris een besluit te nemen over de nieuwe beloningen voor de top van ING. ’Ik heb het er heel lastig mee gehad.’

Hij zei begrip te hebben voor de weerstand tegen de hoge beloningen, maar vroeg ook om zijn mening te respecteren. De voormalige PvdA-leider zei dat het noodzakelijk was om de lonen bij ING op te schroeven om in de toekomst talent bij ING te houden. ’Het is een forse stijging, maar onvermijdelijk gezien de concurrentie op de arbeidsmarkt. We vissen in dezelfde vijver van toptalent.’

Bank en Olie-Commissaris Wim Kok had het zonder enige ironie over hetzelfde ‘toptalent,’ onder wie hij zichzelf rekent, dat het Westen in een financiële en economische crisis heeft gestort. Desondanks kon hij kritiekloos deze nonsens tegenover politici en journalisten uitspreken. Gezien de allereerste taak van de commerciële journalistiek, namelijk winst maken, is dit niet vreemd. Mijn mainstream-collega’s beweerden in 2008 dat zij al die tijd van niets hadden geweten. Zo stelde de inmiddels tot adjunct-hoofdredacteur van de ‘kwaliteitskrant’ NRC/Handelsblad verheven Egbert Kalse op 7 oktober 2008, vlak na het dieptepunt van de financiële crisis, tegenover een verslaggeefster van nrc.next:

Jij vraagt je natuurlijk af waarom jouw bank in Nederland in hemelsnaam in Amerikaanse hypotheken gaat beleggen? Dat komt omdat ze dachten daar meer geld mee te kunnen verdienen dan met andere beleggingen. Iedereen (dan bedoel ik voor de verandering maar weer eens echt iedereen) dacht dat de huizenprijzen in Amerika altijd zouden blijven stijgen. Dom natuurlijk, maar zo was het wel. En omdat iedereen dat dacht, dacht ook iedereen dat het wel veilig was daarin te beleggen. Niet dus.

Met andere woorden: een foutje van iedereen, de bankiers, de politici en de media die al jaren het gespeculeer met niet bestaand geld hadden toegejuicht zodra er op de beurs weer een record werd gebroken. Maar Kalse was in 2008 nog steeds niet goed geïnformeerd. De lezers die lang vóor 2008 de rubriek Het Neoliberale Geloof op mijn weblog hadden gelezen, weten dat kritische Angelsaksische deskundigen geruime tijd voor een crash hadden gewaarschuwd. Ik geef één voorbeeld:

On Sept. 7, 2006, Nouriel Roubini, an economics professor at New York University, stood before an audience of economists at the International Monetary Fund and announced that a crisis was brewing. In the coming months and years, he warned, the United States was likely to face a once-in-a-lifetime housing bust, an oil shock, sharply declining consumer confidence and, ultimately, a deep recession. He laid out a bleak sequence of events: homeowners defaulting on mortgages, trillions of dollars of mortgage-backed securities unraveling worldwide and the global financial system shuddering to a halt. These developments, he went on, could cripple or destroy hedge funds, investment banks and other major financial institutions like Fannie Mae and Freddie Mac.The audience seemed skeptical, even dismissive. As Roubini stepped down from the lectern after his talk, the moderator of the event quipped, ‘I think perhaps we will need a stiff drink after that.’ People laughed — and not without reason. At the time, unemployment and inflation remained low, and the economy, while weak, was still growing, despite rising oil prices and a softening housing market. And then there was the espouser of doom himself: Roubini was known to be a perpetual pessimist, what economists call a ‘permabear.’ When the economist Anirvan Banerji delivered his response to Roubini’s talk, he noted that Roubini’s predictions did not make use of mathematical models and dismissed his hunches as those of a career naysayer.’

De feiten spreken voor zich, een gecorrumpeerde kongsi van managers, politici en media-opiniemakers houden elkaar voortdurend de hand boven het hoofd, waardoor de ‘democratie’ doeltreffend buiten spel is gezet. Het neoliberale geloof is voor de ‘vrije pers’ onbespreekbaar en daarmee onaantastbaar, waardoor zonder overdrijven gesteld kan worden dat de grote antropoloog Claude Lévi-Strauss gelijk had toen hij opmerkte: ‘[m]agical thinking is no less characteristic of our own mundane intellectual activity than it is of Zande curing practices.’ 


Een ander illustrerend voorbeeld van ‘magisch denken’ in de ‘corporate media’ is het werk van wijlen H.J.A. Hofland, in 1999 door een kring pluimstrijkers tot ‘beste journalist van de twintigste eeuw’ uitgeroepen, hoewel hij nauwelijks de helft van die eeuw journalist was, en strikt genomen ook geen journalist was, maar een opiniemaker. Hoe dan ook, tot aan zijn dood, eind juni 2016, was de éminence grise van de polderpers lange tijd de meest gerespecteerde woordvoerder van het polder-establishment. Typerend voor hem is dat hij als overtuigd Atlanticus weliswaar uiterst productief was op het gebied van de buitenlandse politiek, maar nu alleen nog herinnerd wordt door slechts één boek, ‘zijn succesvolste publicatie,’ te weten Tegels Lichten (1972), dat hij opmerkelijk genoeg schreef om wraak te nemen op de corrupte en kleinburgerlijke mentaliteit van de Nederlandse gevestigde orde. De rest van zijn ideologische werk is nu al gedateerd omdat het niet meer dan propaganda was voor de bestaande machtsverhoudingen, inclusief het huidige neoliberale bestel waarbij de meerderheid geofferd wordt om het winstprincipe van de minderheid veilig te stellen. Zijn grote gram richtte Hofland op ‘het volk,’ dat in zijn ogen steeds ‘Platter en Dikker’ werd. De toenmalige hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, wijlen Martin van Amerongen wees er in een geschreven portret uit 1996 terecht op dat in Hofland’s werk ‘[t]ussen zijn regels door een merkwaardig, moeilijk te verklaren soort agressiviteit [schemert].’ Dat wil zeggen: zijn haat en weerzin tegen de lagere klasse was omgekeerd evenredig met zijn bewondering en respect voor het establishment. Nog geen twee weken na de dood van H.J.A. schreef Volkskrant-opiniemaker Martin Sommer:

Wat zou Henk Hofland van de Brexit hebben gevonden? Dat vroeg thuishonk NRC zich af, bij het overlijden van deze journalistieke coryfee. Ik denk dat het antwoord niet zo moeilijk is. Hofland vond dat de Brexit het loon was van het populisme; dat komt ervan als het digitale lompenproletariaat, de pub of de getatoeëerde klasse het voor het zeggen krijgt.

Sommer herinnerde zijn publiek eraan dat Hofland vooral een stilist was geweest, die zich ‘fraaier’ uitdrukte dan Sommer zelf. Een anonieme bewonderaar van de journalist die geen journalist was, verklaarde destijds tegenover Van Amerongen dat ‘Hofland zich in eerste en laatste instantie altijd [redt] door zijn stijl,’ en 'liever op zijn geheugen [vertrouwt] dan dat hij in de archieven afdaalt, ook al omdat hij ervan uitgaat dat de gemiddelde lezer nog slechter gedocumenteerd is.’ Dit verklaart tevens waarom de meest gezaghebbende opiniemaker in Nederlander met alle winden kon meewaaien zonder dat de meesten zijn aangeboren snobisme en opportunisme door hadden, met als gevolg dat nu nog een columnist als Sommer kritiekloos kan schrijven dat Hofland 

Tien jaar geleden al eens in een discussie [had] gezegd dat de dekolonisatie van de burger 'meer dan geslaagd' was geweest.

Dat was dus ten tijde van de ondergang van het laatste restje sociaal-democratische politiek, de vakbonden al efficient buiten spel waren gezet, en het neoliberalisme zijn onbelemmerde zegetocht voortzette. Sommer’s column bevat inleidende zinnen als ‘Het was Henk Hofland die Pim Fortuyn baarde. De burger was gedekoloniseerd, maar het moest niet te gek worden,’ en de strekking van het betoog was dat ‘Henk Hofland zijn wrok [koesterde],’ waarbij de wrange ironie niet onvermeld mag blijven dat Hoflands ‘wrok’ zijn leven lang gefocused bleef op degenen die hijzelf de ‘wrokkenden’ noemde, zijnde de cultureel gedepriveerden in het kapitalistisch systeem dat Hofland zo conformistisch bleef verdedigen. In zijn nadagen concentreerde zijn wrok zich vooral op degenen die via internet de media-monopolie op de waarheidsvinding vernietigden. Sinds de komst van 'bloggers' bepaalde niet langer meer een handjevol ‘poortwachters van de gevestigde orde’ de waarheid en de werkelijkheid. Nu konden burgers meerdere bronnen raadplegen en werd het monopolie van de opiniemaker en journalist doorbroken. Bovendien werd via de komst van internet permanent duidelijk hoe onbetrouwbaar de corporate pers al decennialang was geweest. Terecht zag de hoogbejaarde Hofland hierin een dodelijke bedreiging, en dus probeerde hij op zijn oude dag dit nieuwe communicatiemiddel zo veel mogelijk te criminaliseren. Woedend zag hij toe hoe 'internet het machtsgevoel van de ontevredenen vergroot. Nu kunnen ze de wereld in hun wrok laten delen. Deze bloggers zijn de permanent wrokkenden in digitale gedaante,' met als gevolg dat 'de gedigitaliseerde stem des volks' door Hoflands neoliberale 'democratie' niet veel langer meer genegeerd kan worden. Nu gebeurde wat hij altijd gevreesd had, namelijk dat 'het machtsgevoel' van 'het volk,' dus de democratisering, een nieuwe vorm kreeg. Dat beviel de opiniemaker van de gevestigde wanorde geenszins, want niet alleen had 'internet' Hoflands geloofwaardigheid ernstig aangetast, maar kon het, volgens hem, tevens de 'oorzaak zijn van een laaiende volkswoede' over — ik noem enkele actuele thema’s — de politieke en economische corruptie, het voorbereiden van nieuwe oorlogen om de rijken nog rijker te maken, de weigering werkelijk politiek adequate maatregelen te nemen om de grote gevaren van de op gang gebrachte klimaatverandering te verkleinen, etcetera. Het spreekt voor zich dat toen Hofland en zijn polder-intelligentsia het rijk nog alleen hadden er geen sprake was van het grote gevaar dat, '[b]estuurders zich in het nauw gedreven,' voelden, aldus de man die al met één been in het graf stond. Als gerespecteerde woordvoerder van het polder-establishment waarschuwde hij het publiek van De Groene Amsterdammer dat ‘het onvermijdelijke internet ook een middel tot voorbarige openbaarheid kan zijn,’ waardoor de autoriteiten ‘worden uitgeleverd aan het onmiddellijke oordeel van de dan plotseling goedgelovige massa.’

Het tijdperk Henk Hofland is niet voorbij, zijn mentaliteit is in Nederland nog steeds springlevend. Martin van Amerongen had gelijk toen hij schreef dat als er in de polder een windje opsteekt en er een controverse dreigt uit te breken ‘Hofland instinctmatig voor de Welingelichte Kringen’ koos ‘of voor de man die zijn declaraties tekent,’ een laffe houding, nog steeds kenmerkend voor de polderpers. Die lafheid bleek tevens toen Hofland na een jarenlange vriendschap met Willem Oltmans, deze kosmopolitische journalist in 1972 verraadde door tijdens een feestje bij Oltmans thuis, waar ook Sovjet-diplomaten aanwezig waren, de royalty-fotograaf van de Telegraaf, Peter Zonneveld, naar binnen te smokkelen om ten tijde van de gespannen Oost-West verhoudingen Oltmans' journalistieke integriteit in diskrediet te brengen. Hofland, die als opiniemaker bij de Atlantische Commissie schnabbelde moet gemeend hebben dat hij het vaderland een grote dienst had bewezen. Nadat ik over hem had opgemerkt dat hij als ‘gepensioneerde broodschrijver’ nog steeds ‘op zijn oude dag’ voor ‘de Atlantische Commissie, de propaganda-tak van de NAVO,’ kluste, attendeerde Bauke Jan Douma, een lezer van mijn weblog, op het feit dat ‘ruim vijftig jaar geleden, in 1963, Hofland al stukken [schreef] om de NATO op het schild te hijsen, getuige een pamfletje voor de omineus klinkende Stichting Volk en Verdediging, getiteld: ‘Waarom verdedigen wij ons?’

Het antwoord, op een soort schoolboeken-toontje en al even apodictisch gebracht als nu:
veel gezwets, cirkelredeneringen, en de vaststelling dat ‘Amerika kwantitatief en
misschien ook wel kwalitatief een superieure cultuur is.’ 

Deze laatste kwalificatie demonstreert hoe schizofreen ook Henk Hofland was, aangezien de Amerikaanse cultuur, waarnaar hij verwees toch allereerst de platte consumptiecultuur was die Hofland keer op keer zei te verafschuwen. Ook bij hem is sprake van ‘magisch denken,’ aangezien hij een werkzaam leven lang de spreekbuis is gebleven van de gevestigde orde, terwijl hij, volgens eigen zeggen, ervan doordrongen was dat ‘Orde Bestaat Niet, (en is verderfelijk),’ zoals de titel van één van zijn bundels krantencommentaren luidde. Als de meest gerespecteerde opiniemaker in de polder wist hij dat een journalist zijn broodheren moet paaien om een carrière te kunnen maken. Vandaar de talloze ongerijmdheden en onnozele beweringen in zijn werk, zoals bijvoorbeeld dat het consumentisme ‘spontaan’ was ontstaan, terwijl het tegengestelde uitgebreid en wetenschappelijk verantwoord is aangetoond. Ook H.J.A. Hofland, schaamde zich geenszins om propaganda te maken voor het militair-industrieel complex door bijvoorbeeld in De Groene Amsterdammer van 18 februari 2015 onder de opmaat 'Een smeulende oorlog' zijn publiek op te stoken tegen de Russen, die een ‘salamitactiek’ voerden die hij voor de eenvoudigen van geest als volgt toelichtte: ‘Niet proberen de hele worst in één keer te grijpen maar telkens een plakje eraf, tot het geheel van eigenaar veranderd is.’ Geheel in stijl van het ouderwetse Koude Oorlogsjargon, waarmee hij zichzelf al in de jaren vijftig salonfähig maakte, deelde hij zijn ‘politiek-literaire elite’ mee dat 

Poetin het Westen als de vijand [beschouwt]. Die vijandschap heeft steeds meer vorm gekregen. Het is begonnen met de oorlog in Georgië. Toen kregen we de annexatie van de Krim die zonder slag of stoot is verlopen.


Als een opgewonden puber sprak de 88-jarige van ‘de agressieve expansie­politiek van Poetin.’ Een week eerder al,  in De Groene Amsterdammer van 11 februari 2015, schreef hij met grote stelligheid dat:

President Poetin geen compromis [wil], zoals de praktijk van deze oorlog aantoont, en het dus noodzaak [is] voor het Westen om grenzen aan de Russische expansie te stellen. We naderen het stadium waarin van Poetin alles te verwachten valt. Eerst werd de Krim geannexeerd, nu is er deze burgeroorlog in Oekraïne,’ 

waardoor het

niet meer dan redelijk [is] je af te vragen wat daarna op de agenda van Moskou staat.

Deze hetze demonstreert hoe irrationeel het ‘magisch denken’ is, want als één ding duidelijk moet zijn, dan is het dat een gewapend conflict tussen de twee nucleaire grootmachten, de VS en Rusland, desastreus zal aflopen voor de gehele mensheid. Maar omdat de westerse elite en haar opiniemakers van de commerciële pers in een virtuele werkelijkheid leven, waarin geen consequenties lijken te bestaan voor het eigen handelen, laat staan dat van de macht, geldt ook in dit geval dat de meerderheid kan worden opgeofferd voor de overleving van een machtige minderheid. Net als de atoombom het uiteindelijke dieptepunt van de irrationele vooruitgangsgedachte blijft, is het offeren van de meerderheid van de mensheid het absolute dieptepunt van het huidige neoconservatieve en neoliberale systeem. 

Terwijl ik dit schrijf zit ik op een terras van een hotel aan een stille baai op Corsica, een eiland met subtropische vegetatie en schitterende roze granieten rotsen. De meeste bewoners woonden voorheen hoog in de bergen uit angst voor de rovende en moordende Saracenen. De mensen zijn er nog steeds naar binnen gericht, hetgeen een zekere trots en argwaan heeft nagelaten. Ze zijn altijd op zichzelf aangewezen geweest, de bedreiging kwam van buiten, het eiland was hun toevluchtsoord. Maar die tijd is definitief voorbij. Al in de negentiende eeuw exploiteerden Britse kolonialen een zilvermijn op steenworp afstand van waar ik op dit moment zit. En nu kan niemand meer ontkomen aan de geldzucht en het daarmee gepaard gaande geweld van de macht. Alles en iedereen is voor haar een potentieel slachtoffer. Vluchten kan niemand meer. De westerse geschiedenis is er één van roof, onderdrukking, grootscheeps geweld. Ik verneem net dat Tony Blair naar aanleiding van het voor hem vernietigende rapport van de Chilcot-Commissie heeft verklaard: ’Ik heb meer spijt dan je ooit zult kunnen geloven.’ Spijt dat hij betrapt is, en dat nu iedereen beseft dat de voormalige Britse premier een oorlogsmisdadiger is. Maar hoe zit het met zijn spijt over het feit dat door zijn toedoen het Midden-Oosten in een chaos is veranderd, miljoenen mensen zijn verdreven, vermoord, verminkt? Wat deze terreur aantoont is dat in een westerse zogeheten democratie alleen de elite bepaalt wanneer er oorlog wordt gevoerd en wanneer niet. De zon gaat onder, zinkt weg in de zee., zoals zij al miljarden jaren doet. Alleen gaat de zon niet onder, maar draait de aarde. Alles begint met een aanname, en wanneer die op een fout berust zal tevens alles dat volgt fout zijn. Daarom keer ik terug naar Wendy Brown’s woorden:

Our work on all three fronts is incalculably difficult, bears no immediate reward, and carries no guarantee of success. Yet what, apart from this work, could afford the slightest hope for a just, sustainable, and habitable future? 

Wat kan een oprecht mens anders doen, nu de NAVO, onder aanvoering van de Amerikaanse elite in Washington en op Wall Street, druk doende is met de voorbereiding van een oorlog met de Russische Federatie? In zijn onthullende boek Bomb Power. The Modern Presidency and The National Security State (2010) wijst de vooraanstaande Amerikaanse auteur en journalist en Pulitzer Prize-winnaar Gary Wills zijn lezers op het volgende:

In the past, wartime had led to suspension of various of the Constitution. Loyalists were rounded up in the Revolution. Suspected aliens were imprisoned in the Quasi-War of the 1790s. Lincoln canceled habeas corpus in the Civil War. Roosevelt interned Japanese-American citizens in World War II. These were seen as temporary measures, and the Constitution was generally restored to integrity after the crisis was over. But since the inception of World War II we have had a continuous state of impending or partial war, with retained constitutional restriction. World War II faded into the Cold War, and the Cold War into the war on terror, giving us over two-thirds of a century of war in peace, with growing security measures, increased governmental secrecy, broad classification of information, procedural clearances of those able to know what rulers were doing in secret. The requirements became more stringent, not less, after World War II and then again after the Cold War. Normally never returned, and the executive power increased decade by decade, reaching a new high in the twenty-first century — a continuous story of unidirectional increase in the executive power. 

At the bottom of it all has been the Bomb.  For the first time in our history, the President was given sole and unconstrained authority over all possible uses of the Bomb. All the preparations, protections, and auxiliary requirements for the Bomb’s use, including secrecy about the whole matter and a worldwide deployment of various means of delivery, launching by land, sea, air, or space — a vast network for the study, development, creation, storage, guarding, and updating of nuclear arsenals, along with an immense intelligence apparatus to ascertain conditions for the weapons’ maintenance and employment — all these were concentrated in the executive branch, immune from interference by the legislative or judicial branches. Every executive encroachment or abuse was liar le to justification from this one supreme power.

If the President has the sole authority to launch nation-destroying weapons, he has license to use every other power at his disposal that might safeguard that supreme necessity. If he says he needs other and lesser powers, how can Congress or the courts discern whether he needs them when they have nog supervisory role over the basis of the claim he is making? To challenger his authority anywhere is to threaten the one great authority. If he is weakened by criticism, how can other nations be sure he maintains the political ability to use his ultimate sanction? Every citizen is is conscripted into the service of the Commander in Chief. As Vice President Dick Cheney put it on Fox News, in a December 21, 2008, interview with Chris Wallace:

‘The President of the United States now for fifty years is followed at all times, twenty-four hours a day, by a military aide carrying a football that contains the nuclear codes that he would use, and be authorized to use, in the event of a nuclear attack on the United States. He could launch the kind of devastating attack the world has never seen. He doesn't have to check with anybody, he doesn’t have to call the Congress, he doesn’t have to check the courts.’

Tegen het einde van de introductie stelt Gary Wills vast dat

Cheney was right to say that the real logic for all these things is the President’s solitary control of the Bomb,

en voegt hieraan toe dat elke president sinds de uitvinding van de kernbom

has found ways to leverage concessions on the basis of the great mystery of his power over the very continuance of the world. Executive power has basically been, since World War II, Bomb Power. 

Dit is de werkelijkheid zoals Henk Hofland die verzweeg toen hij in 1963 stelde dat ‘Amerika kwantitatief en misschien ook wel kwalitatief een superieure cultuur is.’ Een halve eeuw later bleek nog steeds hoe weinig hij van de realiteit had geleerd, toen de grijze éminentie van de polderpers een jaar vóór zijn dood schreef dat hij ‘nog altijd bij voorkeur onder Amerikaanse leiding, als het een Democraat is,’ de toekomst in wilde. Het ‘magisch denken’ ligt diep verankerd in de ideologie van de mainstream-opiniemakers, en het feit dat in Nederland een dwaas kan worden uitgeroepen tot ‘de beste journalist’ van een hele eeuw kenmerkt slechts het provincialisme van de vermeende ‘politiek-literaire elite’ in het kleine kikkerland.


Henk Hofland heeft een nucleair armageddon niet kunnen meemaken, zijn sycofanten misschien wel. That's all Folks, wat betreft de serie Vluchtelingenstroom.



2 opmerkingen:

Ton zei

Dank voor het bredere perspectief
en de allerlaatste toevoeging 'wat de serie betreft’ ––
een cliffhanger waarmee wij, achterblijvende werkslaven,
deze nietveelsoepse zomer 'n beetje beter doorkomen.

David Poiesz zei

Merci beaucoup voor de 114 inzichten, Stan. De vluchtelingenstroom-serie voelt voor mij als een soort vreemd idee van homecoming:

"A Sort Of Homecoming" - U2

And you know it's time to go
Through the sleet and driving snow
Across the fields of mourning
Light in the distance

And you hunger for the time
Time to heal, desire, time
And your earth moves beneath
Your own dream landscape

Oh, oh, oh...
On borderland we run...

I'll be there
I'll be there...
Tonight
A high road
A high road out from here

The city walls are all pulled down
The dust, a smoke screen all around
See faces ploughed like fields that once
Gave no resistance

And we live by the side of the road
On the side of a hill
As the valley explode
Dislocated, suffocated
The land grows weary of its own

Oh, oh, oh...on borderland we run...
And still we run
We run and don't look back
I'll be there
I'll be there
Tonight
Tonight

I'll be there tonight...I believe
I'll be there...somehow
I'll be there...tonight
Tonight

The wind will crack in winter time
This bomb-blast lightning waltz
No spoken words, just a scream...

Tonight we'll build a bridge
Across the sea and land
See the sky, the burning rain
She will die and live again
Tonight

And your heart beats so slow
Through the rain and fallen snow
Across the fields of mourning
Light's in the distance

Oh don't sorrow, no don't weep
For tonight, at last
I am coming home
I am coming home

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...